Jannemieke Caspers

toneelschrijver | theatermaker

Geef acht! Een onwaarschijnlijk verhaal over een held op stokken

In opdracht van Arthur van Vliet (tg Grondverf) 2010
De voorstelling is nog te boeken.

monoloog over een veteraan uit NL-Indie Geef acht!’ is een monoloog waarin we kennismaken met de verlamde en via een medisch experiment verstijfde marinier Klaas van Vliet, zijn zoon die nooit Sinterklaas wil vieren, zijn vrouw die zo mooi is als Marilyn en zo wankel als het getij, het Nederlands-Indie van ‘45/’46 en het leven dat daar tussendoor deint alsof er nooit iets gebeurd zou zijn.

Een monoloog van een volwassen man (Arthur) over zijn vader: Klaas van Vliet, een verlamde veteraan uit Nederlands Indië, en het effect van deze oorlog binnen het gezin. De acteur speelt in totaal 11 rollen. (Arthur, Vader, Moeder, Van Mook, Tante, Veteranen: de blinde, glazen Harry, dikke beer, mouwloze duif, Karel Kwartel, Piet piraat) (Met mogelijke uitbreiding van koningin wilhelmina in geluidsfragmenten).

 

FRAGMENT

Arthur
Het is het jaar 1925.
Het jaar waarin het wassenbeeldenmuseum van Madam Tussaud in Londen af fikt, Mein Kampf verschijnt, het nieuwe wereldrecord zweefvliegen wordt gehaald met 10 uur en 41 minuten, kosmische straling wordt bewezen en op 15 juli een jongetje geboren wordt wat na de dood van zijn moeder ontheemd zal raken doordat hij en zijn stiefmoeder niet door één deur konden en hij dus in een internaat verdwijnt: Klaas van Vliet. Mijn vader.
Met nog geen 15 jaar oud werkte mijn vader als Betonvlechter in Rotterdam toen op 10 mei 1940 de WOII uitbrak. Het bombardement, vier dagen later, was het eerste oorlogsgeluid dat mijn vader in zijn leven hoorde. Het soort geluid wat hij later vrijwillig opzoeken zal.
Om dienst te ontlopen vlucht mijn vader naar Losser, duikt onder en meldt zich aan bij ’t verzet: de messentrekkers van Losser.
Ik geloof niet dat hij toen een mes getrokken heeft.
Na de oorlog wilde hij niet meer terug naar Rotterdam. Via de radio en in summiere krantjes werden jongens opgeroepen om zich op te geven als OVW-er in de strijd tegen Japan. Met jeugdige overmoed meldt mijn vader zich aan.
Oorlogsvrijwilliger!
Hij volgt zijn opleiding tot Marinier in Engeland, Schotland en daarna de parachutistenopleiding in camp Davis Amerika.

Amerika, september 1944
Van Mook: “wij menen, dat de Nederlanders in deze oorlog tot nu toe te weinig hebben kunnen meevechten en dat ze staan te trappelen van ongeduld om tegen Japan te gaan vechten. In Londen weten we uit inlichtingen en van Engelandvaarders, dat na de bevrijding duizenden dienst nemen om de Jap te verdrijven.”
“Onze inlanders zullen graag met ons meevechten als de tijd rijp is. Op 7 december 1942 zei koningin Wilhelmina voor de radio dat ons koninkrijk na de oorlog tot een gemenebest zal worden hervormd. Sindsdien beraden we ons over een uitgewerkt programma om voor te leggen aan de Nederlanders en de bevolking van ons Verre Oosten.”

Moeder
“Eens een marinier, altijd een marinier!”

Arthur
Mijn moeder.

Moeder
“Je vader heeft niet tegen de mensen daar gevochten, maar tegen de Japanners!”

Arthur
Voordat mijn vader één vuist naar Japan kon uithalen, vielen ‘Little Boy’ en ‘Fat Man’ het land binnen.
Daar hoefden ze dus niet meer heen.
De oorlogsvrijwilligers.
Nieuwe bestemming: Nederlands-Indie.
Op 17 november 1945 vertrekt vanuit de Amerikaanse havenstad Norfolk de Noordam: een vrachtschip van de Holland-Amerika Lijn, tot troepentransportschip omgebouwd en niet voor de tropen bestemd.
De Noordam had bij vertrek aan boord:
128.000 pond vlees
20.000 pond spek
250.000 pond eieren
17.000 pond kaas
800.000 pond meel
105 officieren
1939 manschappen

Via Middellandse Zee, Suezkanaal en Ceylon varen ze in anderhalve maand naar de Indische wateren. Vele jongens nog zonder baardgroei, naast mannen met ongeschoren kaken omdat je beter je baard kon laten staan, dan je met zout water te scheren.
“Een woelig zeetje” zeiden de robben.
..
Waarom ga je na vijf jaar onder oorlog gedoken, vrijwillig een nieuwe voeren?

Moeder
“Je vader heeft niet tegen de mensen daar gevochten, maar tegen de Japanners!”

Vader
Waarom?

Arthur
Mijn vader.

Vader
Vraag je me nu waarom?
… waarom is geen vraag aan oorlogsvrijwilligers.
Wij hadden een plicht, die ons deed gaan. De Jappen moesten nog omver… en eenmaal aangemeld…

Arthur
Na anderhalve maand varen, op 31 december 1945, komen ze aan in Batavia.
Britse soldaten die na de capitulatie van Japan te horen kregen dat Amerika niet snel genoeg ter plaatse kon zijn, dus dat zij maar even tijdelijk heel Indonesië moesten bewaken, zaten niet op de Nederlanders te wachten.
Twee dagen nadat Japan zich overgaf, riep Soekarno de onafhankelijke staat Indonesië uit.
Merdekka!
’t Zou kunnen gaan escaleren.
En daar hadden ze geen zin in, die Britten.
Het Nederlandse leger mocht niet aan land.
Geen kolonietje spelen.
Toch lukte het, het 1e infanteriebataljon om aan land te komen. Het bataljon van mijn vader.

Welkom in de hel.
300.000 Japanse soldaten die Hari Kiri – zelfmoord – eervoller vinden dan overgave, dus zich doodvechten en zoveel mogelijk mee hun graf in willen sleuren.
100.000 Pemoeda’s: 14/15 jarige Indonesische jongens die via het bioscoopjournaal leren hoe een bamboespeer te maken en daarmee te vechten.
Geen soldaten, maar massa’s buiten zinnen geraakte burgers. Mannen met lange haren die het pas weer knippen als Indonesië bevrijd is.
Hongersnood, kapmessen, bijlen, stangen, krissen…
Merdekka!
En dan 800 Britten die 375 Japanners per persoon moeten ontwapenen en daarbij 10.000 Nederlands-indische uitgemergelde gevangen uit de kampen moeten redden. De overlevenden van de 18.000 KNIL-ers op de spoorlijn nog buiten beschouwing gelaten.

Terwijl de rest van de mannen de oudejaarsnacht op de Noordam doorbrengen zet mijn vader voeten in de aarde van het land ‘Indonesia’ waar hij, net als alle mannen, smoorverliefd op zal worden.
Een jaar later vertrekt hij weer, met een hoge dwarslaesie.

 

© J. Caspers 2010

Deze tekst is in te zien op VvLtheaterteksten.nl

TERUG naar overzicht.